Wandeling

“Ik geloof dat we nu toch echt moeten erkennen dat we de weg kwijt zijn. Nou ja, er is geen weg. Laten we het daar op houden..Heb jij er een idee van waar we ongeveer de mist ingegaan zijn?”

Ik keek haar even aan en verstelde de riempjes van mijn backpack. Kut, dat ding was toch best zwaar. En mijn maag rammelde. En eigenlijk was ik best moe, maar dat wilde ik niet laten merken.
“Nee, ik heb echt geen idee..misschien bij dat hek waar we door die poort gingen? Hadden we daar niet beter naar links kunnen gaan?” Ik keek haar aan, en ik genoot even van haar aanblik terwijl ik in mijn hoofd overwoog of zij gelijk zou kunnen hebben. Ja, het hek..maar dat was al weer aardig wat uurtjes geleden, en het was al best laat.

“Zie jij er wat in om terug te lopen? Jezus man, dat is echt een pokke eind en we weten het niet eens zeker! En helemaal terug naar de ranch is helemaal niet te doen. Dat is zeker een uur of vijf, in deze toestand waarschijnlijk meer!”
Godverdomme, ik wilde sterk zijn. Ik zou willen dat ik ook maar een vaag idee had..
Ik keek even om mij heen, en probeerde mij iets van mijn kennis over berglandschappen aan te herinneren. Al snel ontdekte ik dat ik er eigenlijk bar weinig van wist. Rechts voor mij zag ik het enige herkenningspunt dat wij al die tijd hadden gehad, Iain noemde die berg de sleeping warrior en hij was duidelijk herkenbaar. Maar verder..We stonden in het gras, voor ons waren in de verte weer bergen zichtbaar en het plateau waarop wij stonden leek zich nog kilometers uit te strekken. En God wist wat we DAN zouden aantreffen. Dan maar gewoon vooruit, Iain had gezegd die berg rechts van ons te houden en we zouden vast wel ergens een pad kruisen.

Ik keek haar even aan, en zij knikte zonder dat ik iets hoefde te zeggen. “Ja, laten we gewoon doorlopen. We komen vast wel weer een pad tegen..”
Er brak een lachje door op haar gezicht, en zij keek mij even aan. Weer was er een Moment, zoals er al zo vele geweest waren tussen ons. Met moeite kon ik mijn blik van haar gezicht afwenden om voor mij te kunnen kijken. Ok, tijd om door te lopen dus.

En we liepen nog zeker een uur of twee, terwijl het terrein steeds onherbergzamer werd. Gelukkig geen steile berghellingen, maar legio ‘schattige’ kleine bergstroompjes waar we overheen moesten klauteren en soms zelfs moesten springen. Er was nu ook meer modder, en regelmatig gleed één van ons tweeën uit. We hielpen elkaar dan weer overeind, al grapjes makend over de situatie waarin wij ons bevonden. Dat was echt bewonderenswaardig aan haar, het vermogen om de situatie en zichzelf te kunnen lachen zonder erbij in de verbittering te vervallen die mij zo kan kenmerken. Ik noem het zelf mijn donkere gevoel voor humor overigens :p

De situatie was echter eigenlijk niet om te lachen. We zaten op minimaal een dagmars van de bewoonde wereld, en die bewoonde wereld bestond uit drie huizen die bij elkaar op een berg stonden in wat verder the middle of nowhere was. En hoewel wij best redelijk voorbereid aan onze trektocht begonnen waren, waren wij té stom om verlegen geweest om Iain wat brood of iets dergelijks te vragen voordat wij weer vertrokken. We hadden niets te eten meer bij ons, op een halve zak met autodropjes na. Parkeerwacht Zwartjes om precies te zijn, en dit zijn de lekkerste dropjes ooit gemaakt. Ik daag iedereen uit om het tegendeel te bewijzen 😀
Twee liter water was al het drinkbare waar we aan gedacht hadden. Twee liter voor twee personen..En daar liepen we dan, doodmoe en hongerig.

Ik viel voor de zoveelste keer, en zoals altijd was zij er om mij weer op te rapen. “Gaat het?” klonk het bezorgd. “Ja hoor” antwoorde ik. “Gaat prima”..zij lachte even en we liepen weer verder. We zagen dat het plateau eindig was, en voor ons leek een berghelling omlaag te liggen.
“Besef je wel dat we eigenlijk behoorlijk in de shit zitten? Ik bedoel..niets te eten, amper te drinken en inmiddels weet ik echt niet meer waar we zitten. Fijn dat ik een Gps heb, maar zonder bijpassende kaart hebben wij daar geen ene flikker aan..” We wisselden een blik van verstandhouding uit. Natuurlijk besefte ook zij zich dat. We leken wel één tijdens deze trektocht, het was soms bijna eng. Maar het voelde zo ongelofelijk fijn..

“Zullen we gewoon de tent opzetten? Zodra we de helling gezien hebben? Het lijkt of daar achter iets van een riviertje loopt, dat zouden we morgen kunnen volgen. Misschien is het ook wel bruikbaar als drinkwater!” Ik knikte. We waren alletwee doodop, ik merkte dat ook mijn concentratievermogen en mijn rationele denken aangetast waren door deze vermoeiende dag. Maar wat was het fucking mooi! De Schotse hooglanden zijn echt de mooiste natuurlijke omgeving waar ik ooit gehiked heb. En met haar naast mij..dat maakte deze tocht gewoonweg magisch. Het maakte mij niet uit dat we lost in the middle of nowhere waren, ik hield van haar en alles wat ik wilde was Bij Haar Zijn. Hoe walgelijk cliché dat verder ook moge klinken, het is waar.

We liepen, sprongen en klauterden verder. Uiteindelijk bereikten we de helling, en we zagen niet alleen een bergstroom maar ook iets dat op een (slecht onderhouden) pad leek! Blij keken we elkaar aan. Een pad gaat immers altijd ergens naar toe, ook al wisten we niet in welke richting wij het zouden moeten gaan volgen. Of hoever wij nog van de bewoonde wereld afwaren, we waren immers hopeloos verdwaald en hadden inmiddels bijna een hele dag in wat overduidelijk de verkeerde richting was gelopen. Maar toch, er was hoop!

Aan de andere kant van het riviertje was een stukje gras dat er niet extreem hobbelig uitzag, en we besloten dat daar onze tent zou komen. Dan moesten we wel eerst nog even over de stroom heen zien te komen die voor ons lag, hij was te breed om te springen en ook te diep om door te waden..Er lagen wel wat stenen die bruikbaar waren als tussenstation, en mijn reispartner ging mij voor. Ik genoot in stilte toen ik naar haar keek terwijl ze zich (zelfs met een backpack van bijna 20 kilo op haar rug!) zo soepel als een hinde over het riviertje heen werkte. Ze was prachtig.
En toen was het mijn beurt, en doelbewust stapte ik op de eerste steen. En nog één, en nog één. En nu die daar, dat moet net te doen zijn..Ik zette mijn rechtervoet neer en ik gleed uit. Snel liet ik mij voorover vallen op mijn handen, en ik voelde mijzelf wankelen toen mijn backpack verschoof. Oh Godverdomme NEE ik had de tent aan mijn pack hangen, als die nat werd zouden we echt een kutnacht tegemoet gaan! Met pijn en moeite wist ik een wankel evenwicht te bewaren. Fuck, ik zou echt nooit meer overeind gaan komen met dat gewicht op mijn rug!

Zij gooide haar pack niet eens op de grond en begon aan de terugweg om mij te kunnen helpen. Net voor de op één na laatste stap gleed ook zij uit, maar viel daarbij in het water. Haar hele rechterzij was zeiknat, en haar backpack ook. “Gaat het? Heb je pijn?” De schrik gaf mij meer kracht en doorzettingsvermogen, en ik wist mijzelf recht overeind te helpen en een steen verder terecht te komen. Zo snel als ik kon ging ik naar haar toe en hielp haar uit het water, ze bibberde helemaal..
“Snel, je moet meteen droge kleding aan!” “nee, eerst de tent opzetten” klonk het nuchter. Ik voelde mij ietwat overbezorgd , maar kon inzien dat zij eigenlijk wel een punt had. Snel smeet ik mijn pack neer en we begonnen als een bezetene de tent op te zetten.

Later die avond, nagenietend van onze laatste bouillon en één van onze laatste sigaretten lagen we samen naar buiten te staren naar de bergen. Het was een perfect moment, we waren alletwee doodop maar tevreden, en zo ontzettend verliefd.

“Weet je..als het nu echt mis zou gaan he, en je weet wat ik bedoel?” Mijn lief knikte even ter bevestiging. “Ik wil dat je weet dat het mij niet zou deren. Als we hier en nu zouden omkomen, dan zou ik gelukkig sterven. Ik ben blij dat ik hier ben, samen met jou. Ik hou van je, en de rest is volstrekt onbelangrijk.” Er sprongen tranen in mijn ogen toen ik die woorden uitsprak, hoe walgelijk dramatisch ze in schriftelijke vorm ook mogen overkomen. Zij omhelsde mij, en klemde mij stevig tegen zich aan.

“Ik hou ook van jou, en als het dan toch moet gebeuren : doe maar hier en nu…”