Wachten op het donker

Eigenlijk ben ik ontroostbaar, maar door op papier naar mezelf te knipogen bestrijd ik de kortademigheid van de ziel en het gevoel langzaam te stikken.

Theo van Gogh, Wassenaerse brieven

De trein doorklieft in betrekkelijke stilte de mistflarden voor ons terwijl aan de andere kant van het raam waar mijn hoofd tegenaan rust de buitenwereld langzaam maar onverbiddelijk ontwaakt. Ik staar in de verte, meer gefocussed op de mist dan op het donkere landschap dat zwijgend aan mij voorbijtrekt hoewel de verlichting van een sporadische lantaarnpaal in de verte soms een welkome herinnering vormt aan wat je met een beetje goede wil de menselijke beschaving zou kunnen noemen – en aan die goede wil ontbreekt het mij niet meer.

Het rode knipperlicht van een spoorwegovergang flitst voorbij terwijl ik nog wat dieper wegzak in mijn stoel. “Summer is miles and miles away/ And no one would ask me to stayZingt een melodieuze stem met een licht Scandinavische tongval in mijn oren. Het is weer herfst en dus wordt mijn muziekkeuze weer wat melancholischer: The Cure, Opeth (Damnation!), Spinvis. Muziek om bij weg te dromen, die een hint van de naderende Grote Dood in de levende natuur om ons heen met haar meedraagt zonder dat de muziek zich daar per se aan over geeft.

Terwijl de trein onverstoorbaar naar mijn bestemming raast en een fletse maan voorzichtig probeert om door de mist heen te breken realiseer ik mij plots wat er veranderd is.. Normaal gesproken zat ik in oktober te wachten. Te wachten op het donker. Te wachten op mijn depressie, het moment waarop er een grauwe sluier over mijn gedachten heen getrokken werd en al het licht gedempt werd door de zwarte deken van een mentale verdoving. Te wachten op de dagen waarop ik mij met een glimlach door mijn dag heen sleep om ‘s avonds in stilte op de bank voor mij uit te zitten staren.

Maar sinds een jaar of twee wacht ik tevergeefs. Het is alsof ik de deken voorgoed van mij af heb weten te werpen, alsof ik wel mijn reis naar binnen maak maar dan zonder in het duister terecht te komen.
De verandering in mij is zowel subtiel als fundamenteel besef ik mij, vroeger was ik iemand die “licht” definieerde als “een gebrek aan duisternis”.

Nu ben ik iemand geworden die “duisternis” definieert als “een gebrek aan licht”.