Serilea (*)

Ik vlieg door de lucht, er is een strakblauwe hemel en een prachtige zon. Om de één of andere reden moet ik denken aan Ierland, hoewel ik er nooit geweest ben. Ik land zachtjes op een groene berghelling, bedekt met gras en prachtige bloemen overal om mij heen. Er is iemand bij mij die ik goed ken maar nooit meer spreek. Zij steekt haar hand naar mij uit als ik geland ben, en wij omhelzen elkaar. Het voelt als een gelukkige hereniging na een veel te lange tijd. Ze draagt volledig witte kleding (helemaal niets voor haar overigens, maar dat terzijde) en ik lijk gekleed in een ceremonieeel gewaad van katoen, beige met een paars lint als riem.

We gaan zitten en beginnen te praten over waar we zijn. Again, ik moet denken aan Ierland maar in de droom praten we daar niet over. Er is iets belangrijks dat gedaan moet worden, maar we weten dat er nog tijd genoeg is en dat het nu even vrij spelen is. We gaan bloemen plukken, en maken voor elkaar kransen die we om elkaars nek hangen. Er is een korte zoenscene, maar die heeft geen enkele erotische of liefdevolle associatie, hoewel het goed voelt. Dan lijken wij ons tegelijkertijd te beseffen dat de tijd gekomen is om aan het werk te gaan, we draaien ons om en lopen hand in hand de berg op. In mijn linkerhand heb ik een klaproos, om de één of andere reden voelt deze heel belangrijk.

Naarmate we hoger komen begint het donker te worden, de lucht betrekt met grijze wolken en het begint te sneeuwen. We lopen beide op blote voeten maar er is geen kou, we lijken zelf voor genoeg warmte te zorgen zolang onze handen elkaar maar vast houden. Er verschijnen dieren om ons heen, beren, wolven en slangen. De wolven draaien rondjes om ons heen, de beren komen recht op ons af gestormd en de slangen doen uitvallen naar onze voeten.

Mijn droompartner rekent af met de slangen door de bloem die zij in haar linkerhand houd, ik kan mij niet herinneren wat voor een bloem dit was. Ze zwaait ermee en de slangen lossen op in rook. De wolven lijken mijn taak te zijn, en ik raak in verwarring want ik heb mijn linkerhand nodig terwijl ik haar hand niet los wil laten. Uiteindelijk besluit ik dit toch te doen, en onmiddellijk lijk zij mijlenver van mij verwijderd. Ik heb echter geen tijd om te rouwen, omdat de wolven onmiddellijk hun aanval starten, vanuit alle kanten tegelijkertijd.

Ik gebruik de klaproos om een rode cirkel om mij heen te trekken in de lucht, en de wolven vallen allemaal ter plekke neer en lossen op in de lucht op één na. De leider komt recht van voren en hij (zij volgens mij) springt om mij bij mijn keel te grijpen, maar ik geef hem/haar een zachte tik op de neus met de bloem waarna hij/zij even versuft neervalt. Dan staat hij/zij op om en mijn rechterzijde met mij mee te lopen, volledig tam.
De beren maken geen aanstalten om aan te vallen, zij lijken eerder aanwezig als toeschouwers.

Ik kan mijn droompartner nergens meer vinden, en ik besluit om in mijn eentje door te gaan naar de top van de berg. Die weg is lang, het is koud en mijn voeten doen pijn. Uiteindelijk moet ik over rotsen heen klimmen, en kom ik bij een afgrond die niet te overbruggen is. Na een kort moment van besluiteloosheid neem ik een aanloop en zweef er overheen, door een dik gordijn van mist en sneeuw..

En land aan de andere kant , waar Zij weer op mij staat te wachten met open armen en een lach op haar gezicht. We omhelzen elkaar weer, en lopen hand in hand naar de top. Inmiddels is alles weer groen, en als we de top bereiken en ons omdraaien breekt de zon weer door.

Ik zeg : “zie je wel, ik had al die tijd gewoon gelijk” . Zij knikt , geeft mij een zoen op mn wang..en ik word wakker.