Ik (her)opende mijn derde oog…

..en wat ik zag zal je verbazen! Therapeuten van over de hele wereld proberen achter zijn geheim te komen maar als je hier de white paper download kan je meteen zelf aan de slag!!!

Do not try this at home. Do not try this at all, zelfs.
En lees vooral “Over dit blog en de auteur” nog even als je dat nog niet gelezen mocht hebben.

Ogen dicht. Geest open.

De woorden stromen als de druppels van een rivier door mijn hoofd, ik probeer ze te grijpen maar besef al snel dat het volledig tevergeefs is. Ik bevind mij op een plek waar woorden tekortschieten, waar ze in het spotlicht verschrompelen tot een armzalig surrogaat van de werkelijkheid die ze pogen te omschrijven. Nee, hic sunt dracones. Draken die alle vormen van betekenis voorbij zijn.

Nou ja, draken.. Kaleidoscopen. Geometrische patronen. Beelden die zichzelf opbouwen als hologrammen vanuit een eenzaam klein lichtpuntje dat als een singulariteit achter mijn gesloten ogen opbloeit. Hoewel mijn ogen dicht zijn zie ik meer dan ooit tevoren, ik zweef en zwem in volledige verwondering door de meest prachtige patronen en lichtschakeringen zonder mijzelf ook maar voor een seconde te verliezen. Tijd verliest zijn contextuele waarde terwijl ik mij wentel in de visioenen die mijn brein in zijn verruimde toestand moeiteloos aan mij weet voor te schotelen.

Ogen open. Geest in rust.

Even focus ik mijzelf weer en open mijn ogen terwijl ik de beelden van mijn derde oog even laat voor wat ze zijn. De frisse nachtlucht draagt een voorzichtige belofte van de winter met haar mee en streelt mijn wangen zachtjes. Er borrelt een diepe lach op vanuit mijn buik die ik niet in kan houden en weldra rol ik gierend van de lach over het gras. Midden in een globale pandemie in het holst van de nacht ldoor bos en weilanden gaan wandelen terwijl de drieletterige Soma door mijn aderen giert is zó erg iets voor mij.. Goede adviezen zijn vooral voor andere mensen, rules for thee but not for me…

Ik herpak mijzelf, zet mijn muziek weer aan en kruip diep weg in mijn comfortabele jas. Het is tijd.

Mijn gedachten meanderen rondom het centrale thema van deze avond en nacht. Ben ik geworden wie ik wilde zijn? Wat waren de bewuste keuzes en unieke toevalligheden die er voor gezorgd hebben dat ik hier nu lig, en vooral: ben ik op de goede weg?

Ogen dicht. Geest open.

Er ontstaat een rij voor mijn geestesoog. Een lange rij van..menselijke silhouetten? Ik besluit om ze van wat dichterbij te gaan bekijken en besef mij plots dat ik deze mensen ken. Allemaal, stuk voor stuk. Ik zweef naar links, links is terug. Terug naar vroeger. Terug naar wie ik was. Terug naar de spiegels uit mijn verleden. Ik kijk naar de gezichten en glimlach van herkenning. Ja, ik ken en herken iedereen. Een mengelmoes van mensen met wie ik samen gewandeld heb op mijn levenspad. Sommigen maar voor heel even, anderen jarenlang. De rij slingert zich van links naar rechts voort. Ik zie leraren, vrienden, geliefden, familie. In de verte ontwaar ik zelfs de pluizige witte staart van mijn trouwe viervoeter, met niet veel verder een snorrende kat.

Ik stop even bij een weerbarstig en gerimpeld hoofd met een zwarte kuif die parmantig omhoog steekt als een uitdaging aan het leven zelf. De man die mij als een volstrekte noob een kans gaf, die iets in mij zag. Een kans die ik met beide handen aangegrepen heb. Er komt een steek van verdriet opzetten als ik denk aan zijn onverwachte einde, maar hier staat hij dan toch voor mij met die jongensachtige glimlach en glinsterende ogen die ik zo goed van hem ken. Ik bedank hem even, en schuif door naar links.

Terwijl ik de gezichten de revue laat passeren realiseer ik mij plots dat vrouwen veruit in de meerderheid zijn, en ik stop bij de heldere blauwe ogen waar ik ‘s nachts nog wel eens van droom. Ik zie het bekende sproetje op haar bovenlip en voel hoe mijn andere ogen, mijn echte ogen, zich voorzichtig vullen met vocht. “Het spijt mij zo” fluister ik zacht. “Ik zou willen dat we bij elkaar hadden kunnen schuilen”. Ze kijkt mij koket aan met het pruilmondje dat ik zo goed van haar ken en glimlacht. Mijn hart smelt. We hielden zo waanzinnig veel van elkaar, maar waren beide niet bestand gebleken tegen de orkaan van emoties die we bij elkaar losmaakten. Zij een tornado, ik een vulkaan – samen de perfecte vuurstorm. We glimlachen beide even om wat was maar wat nooit heeft kunnen zijn, en ik zweef weer verder.

Dan zijn er plots bruine ogen, een blik die grotendeels naar de grond gericht is maar af en toe de mijne weet te vangen. Ik stop weer, en kijk haar aan. Hoewel ik niet vaak meer aan haar denk is ze toch op een bepaalde manier altijd wel aanwezig aan de rand van mijn onderbewustzijn. Mijn eerste echte liefde, de vrouw die..

Het is alsof een vuist in mijn maag beland en ik rol op mijn linkerzij. Zij had niet mogen sterven. Ik had er moeten zijn. Waarom had ik haar niet willen geloven? Ik haal snikkend adem door mijn neus en er is plots een geur die ik al in geen decennia geroken heb. Bizar, ik wist nog precies welke geur haar haren hadden de laatste keer dat ik haar zag. En dan is er het plotselinge besef. Het besef waarom ik “moeilijk” kan zijn n relaties. Waarom mijn gevoelsleven zo angstig en overweldigend kan zijn als het om de liefde gaat. Het was haar dood. Het verlies van de jonge vrouw waar ik zo razend verliefd op was, en het bijbehorende schuldgevoel dat ik tekort geschoten was en haar had moeten redden.

Ogen open. Geest in rust.

Ik sta mijzelf toe om het verdriet te voelen, maar laat mij er niet door overmannen. Ook dit is deel van wie ik ben, het heeft zijn plek en mag er zijn. Moet er zijn. De tranen rollen dan wel over mijn wangen maar het ze zijn niet alleen verdriet, er is ook dankbaarheid voor de tijd die we samen gedeeld hebben. De kosmos en de bijbehorende wetten van volstrekte willekeurigheid lijken dan even te vinden dat ik genoeg gehad heb als uit het niets de etherische openingsakkoorden van het prachtige “Across the Universe” van the Beatles mijn oren binnen rollen, mij stroomafwaarts meevoerend terwijl ik mijn ogen weer sluit.

Ogen dicht. Geest open.

Ik zweef verder langs de lange rij van gezichten die mij allemaal welwillend aankijken. Het duizelt mij bijna van de hoeveelheid mensen die allemaal hun steentje hebben bijgedragen. Zoveel verhalen, zoveel herinneringen. Sommigen zorgende voor steentjes in de muren die ik om mij heen gebouwd heb om ze vervolgens later weer af te breken, anderen vormden een welkome steunpilaar in de tijden dat ik het zelf allemaal ook even niet meer wist. Vrienden, geliefden, familie. Ze staan er allemaal, achter ieder gezicht een eigen uniek verhaal. Iedereen een eigen bouwsteen.

Dan is er als uit het niets opeens het gevoel alsof ik in een lift sta, en ik voel mij omhelst worden door een bont gekleurde schakering aan lichtstralen die mij meesleuren naar boven waar een vortex op mij lijkt te wachten. Even lijkt het alsof de angst mij te pakken gaat krijgen maar dan herken ik de vortex voor wat zij is. Een metafysische weergave, een archetype dat diep in onze brein bewaard wordt zoals grottekeningen van tienduizenden jaren oud laten zien. Ik herken het, besluit om mij niet te verzetten maar gebruik mijn Wil om te stoppen. Als vanzelf richt ik de blik van mijn derde oog omlaag, en zie dan dat de rij van mensen geen rechte lijn vormde maar een Lemniscaat. Oneindigheid. Geen begin, geen einde.

Ogen open. Geest in rust.

Het onvermijdelijke besef dat ik ben waar wil zijn, en dus ook waar ik moet zijn. Eén optie van de talloze mogelijkheden die het leven mij geboden heeft. Mijn eigen bouwwerk, gebouwd op het fundament dat mijn ouders voor mij gelegd hebben, bestaande uit de steentjes die de mensen die ik onderweg ben tegengekomen voor mij hebben achtergelaten. Maar er is een keuze, zoals altijd. Ik ben de architect van mijn eigen leven, ik kies zelf hoe ik de stenen neerleg.

Het is tijd om iets te gaan doen dat er aan toe doet, om niet alleen meer bezig te zijn met overleven.