Het gekwebbel naast mij kabbelt eindeloos door maar ik ben al een minuut of tien geleden gestopt met daadwerkelijk luisteren naar de monoloog die grotendeels lijkt te bestaan uit negatieve bewoordingen over andere mensen. Een eigenschap die ik -zo realiseer ik mij vanmiddag niet voor het eerst- extreem onaantrekkelijk vind. Toch is dat niet wat mij vijf minuten na onze eerste kennismaking al heeft doen realiseren dat ook deze poging toegevoegd kan worden aan de “nee, no, njet, nein, nie, na, hayir, nej, näo” stapel.
Ietwat afgeleid bedank ik de serveerster die mij de tweede cappuccino van die middag komt brengen terwijl mijn ogen voor de zoveelste keer naar het gezicht van de nog steeds pratende vrouw dwalen en ik mijzelf voor de zoveelste keer verbaas over een aantal korte zwarte haartjes op haar bovenlip. Objectief bekeken is mijn gesprekspartner -hoewel deze eindeloze monoloog niet echt een gesprek te noemen is- niet onaantrekkelijk te noemen, ware het niet dat mijn blik de hele tijd naar de zwarte haartjes op haar bovenlip wordt getrokken als een tong naar een gat in een kies.
Als er dan ook nog een snerende opmerking over het bedienend personeel volgt neem ik een besluit; Ik roep de serveerster terug en vraag om de rekening wat de monoloog zowaar voor het eerst die middag abrupt onderbreekt terwijl haar ogen mij vragend aankijken. “Sorry, ik heb het idee dat we elkaars tijd zitten te verdoen – maar ik wens je een fijne dag verder” weet ik nog uit te brengen over mijn schouder als ik naar binnen loop om te betalen.
Zodra ik weer naar buiten loop is ons tafeltje reeds afgeruimd en valt er van de vrouw wiens naam ik vergeten ben maar waarvan de zwarte haartjes op haar bovenlip maar voor mijn geestesoog blijven spoken geen spoor meer te bekennen.