Dagboek van een reiziger : fear and loathing in Chiang Mai

“Mit Kummer, und doch auch mit Lachen, gedachte er jener Zeit.”
~ Hermann Hesse, Siddhartha

Uit mijn notities:

 Vandaag was een goede dag. Chiang Mai is fantastisch, de stad ‘voelt’ als een kruising tussen Parijs en Amsterdam met een vleugje oosterse mystiek. Ik hou van deze stad!

Fear and loathing in Chiang Mai : volgens mij heb ik afgelopen nacht voor het eerst in mijn leven gehallucineerd van een voedselvergifting. En dan nu de ‘ham’vraag : waren het de paddestoelen of was het toch het vlees?

Op iedere plek waar ik kom ontmoet ik wel iemand die een onuitwisbare indruk weet achter te laten. Prachtig. En het verhaal dat ze te vertellen hebben sluit altijd op de één of andere manier perfect aan op dat van mij, ik had het zelf niet beter kunnen bedenken.

Chiang Mai is een heerlijke stad om een aantal dagen te spenderen, vooral als je een slaapplaats in het oude centrum weet te bemachtigen. Gelukkig deelden Anne en ik de voorliefde voor het op de bonnefooi reizen, we hadden dus ook niets geboekt. Toch wisten we na aardig wat ‘er is geen plaats voor de herberg maar wel in de stal’ scenario’s via een aardige Thaise vrouw nog een prima kamer te regelen , en dat zonder dat we werden afgezet of dat zij er iets voor in ruil wilde aannemen. Geloof in de mensheid : hervonden! Het oude centrum ademt de sfeer uit van de kunstenaarswijken in Parijs of het centrum van Amsterdam (en dan doel ik niet op het Leidse plein) , met een stevige dosis van wat Thailand uniek maakt. Het was wel even wennen na de betrekkelijke rust in Ayutthaya, Chaing Mai is namelijk in alles een levende, bruisende stad. Hier geen halfvergane ruïnes maar de Thaise cultuur in een bloeiperiode met die mengelmoes van oude en nieuwe gewoontes waar ik zo ben van gaan houden. Je ziet er volledig traditioneel geklede monnikken met Ipads en smartphones, meisjes in schooluniform die in een internetcafe WoW zitten te spelen en je koopt er net zo makkelijk een  breedbeeld tv als een authentieke boedhistische amulet. Talloze kleine winkeltjes en restaurantjes kijken uit op de gracht die al meer dan zeven eeuwen het oude centrum omsluit. In het centrum alleen al liggen 36 tempels, in zijn totaliteit schijnen er meer dan 300 tempels in en om de stad te liggen. En in tegenstelling tot de tempels die ik tot nu toe had bewonderd waren deze tempels in ieder geval nog grotendeels intact, verreweg de meeste zijn dan ook nog gewoon in gebruik.

Anne bleek een ideale reispartner. Beide hadden we behoefte aan een maatje om mee te sparren en te delen, maar ook aan ruimte en rust om alleen te kunnen zijn. Tijdens de zes dagen die we in Chiang Mai doorbrachten ontwikkelde zich al vrij snel een patroon waarin we samen tijd namen om de prachtige oude stad en haar tempels uitgebreid te bezichtigen, kleine winkeltjes met hebbedingetjes af te lopen en samen te genieten van onze avondmaaltijd.

Ik merkte dat ik naarmate de dagen vorderden steeds meer begon te schrijven over wat mij bezig hield. En naarmate ik meer begon te schrijven begon langzaam maar zeker mijn perspectief subtiel te verschuiven van mijn alledaagse ‘ik zie dus ik ben’ houding naar een wat subtielere ‘ik neem waar dus ik schrijf’ variant. ‘s Avonds zwierf ik over de zachtverlichte straten op zoek naar verhalen in een wat naieve poging tot het kanaliseren van alle indrukken en ervaringen die mij ten deel vielen. Het grauwgrijze gordijn van pijn en de bijbehorende verdoving begon langzaam maar zeker plaats te maken voor een gevoel van berusting en misschien zelfs wel opwinding, de aangename buikkriebels die horen bij het ervaren van iets nieuws. Er waren tal van ontmoetingen met interessante, diepzinnige en soms vreemde mensen. Gesprekken over reizen, liefde, de dood, filosofie en het alom vertegenwoordigde Boedhisme.

Ik ben -denk ik in ieder geval op dit punt in mijn leven- een atheïst die open staat voor het spirituele zonder daar persé een religieuze betekenis aan toe te kennen. Voor mij zijn filosofie en spiritualiteit beide een afspiegeling van het zoeken naar de Waarheid, een waarheid die misschien wel te complex is om te bevatten. Toch vonden Anne en ik ons iedere avond terug in een specifieke tempel ( Wat Phra Singh ), waar we even de tijd namen om te zitten en te mediteren terwijl de rust en atmosfeer van deze specifieke tempel op en om ons heen neerdaalde.

Er was één specifieke avond waarop mij iets overkwam dat tot op de dag van vandaag als een soort van echo weerkaatst in mijn psyche, het soort ervaring dat ik niet anders kan betitelen dan ‘mystiek’ , met een beetje goede wil misschien zelfs wel ‘magisch’ . Terwijl we op blote voeten naar binnen liepen zagen we dat de mis  net begonnen was, en na het schieten van een aantal foto’s (zie boven) zocht ik een plekje vooraan en nam plaats in de lotushouding. Na een tijdje begon ik wat eenvoudige ademhalingsoefeningen te doen met gesloten ogen terwijl ik mijn geest liet meedrijven op het geluid van de zacht gemurmerde mantra’s van de monikken. In-vasthouden-uit. In-vasthouden-uit. Plots vond ik mijzelf terug op een groen begroeide berghelling onder een strakblauwe lucht. Het was warm, maar aangenaam warm als een lentedag in Juni. Aan de horizon zag ik besneeuwde bergtoppen liggen die een schril contrast vormden tegen de eindeloze grasvlakte waarop ik mij bevond. Als vanzelf begon ik rondjes te draaien, sneller..sneller..En toen was er plots een explosie, een mentaal orgasme van vreugde en extase. Ik voelde mij vreemd licht, maar mijn voeten raakten nog altijd in een razend tempo de grond om mijn draaiende momentum gestalte te geven..En toen wist ik het opeens. Het was weg. Alle zaken die mijn stemming drukten, de rouw, de pijn, de eenzaamheid, de zelfhaat..Weg. Ik was waarlijk Vrij.

Na wat voelde als uren maar wat niet meer dan twintig minuten geweest kan zijn opende ik mijn ogen en vond mijzelf terug in de tempel, volstrekt ontspannen. Dit was het keerpunt, het moment dat de weg weer naar boven zou voeren. Toen we de tempel uit waren vloog Anne mij om mijn nek, ‘voelde je dat?’. Ik kon alleen maar glimlachen. ‘Ja’ . We hielden elkaar even op armlengte vast zodat we elkaar recht in de ogen konden kijken ,   ‘Het komt allemaal goed’ fluisterde Anne verlegen. ‘Het is allemaal al goed’ , was mijn antwoord.