Bekentenis

Het duister van de avond omhelst mij als een oude vriend terwijl ik mij een weg baan door de regen die met een zachte verontschuldiging dat hij er verder ook niet zo veel aan kan doen via mijn gezicht zo over mijn jas, broek en schoenen de doorweekte grond opzoekt. Ik huiver even in de kou van de beginnende herfst terwijl Nick Cave zijn zielenleed in mijn oren laat druppelen. Een leed dat, zo moet ik onder ogen zien, veel groter is dan het mijne. Aan de andere kant – leed en verdriet vergelijken is zinloos. Er trekt even een flauwe glimlach over mijn lippen als ik aan een gesprek met Haar over de essentie van verdriet terugdenk, nu al weer zo lang geleden. “Verdriet is de prijs die je betaald om te kunnen, misschien wel om te mógen liefhebben’ had ik met enige pathos geponeerd.

And the little white shape dancing at the end of the hall
Is just a wish that time can’t dissolve at all

Zingt Nick weemoedig in “Bright Horses” en ik slaak een diepe zucht. Zou ze het ooit begrijpen? Zou ze ooit inzien dat wat ik gedaan heb niet uit wraak was, maar uit noodzaak? Dat ik het niet voor mij deed, maar juist voor haar? Waarschijnlijk niet concludeer ik met enige spijt die meteen verdrongen wordt door het besef dat daar nu net de crux zit. Als ik ergens spijt van heb dan is het van het feit dat ik haar voor het eerst sinds die bewuste winteravond op het strand bewust gekwetst heb,met een virtuele stomp op haar (bevallige) neus. Niet als een daad van wraak, maar uit een besef van ..noodzakelijkheid, een dwingende urgentie. Een laatste geschenk, gegeven uit liefde. Zoals altijd heb ik een subtiele hint verstopt, een hint die alleen begrepen kan worden door een goed verstaander die mij kent als geen ander. De hint zit verborgen in de songtekst die ik aanhaal in hetzelfde stuk als waarin ik de songtekst tot een zichzelf vervullende profetie laat worden, “Fear inoculum” kan immers staan voor zowel een injectie met angst als een injectie tegen de angst.

Ultiem bekeken heb ik gedaan wat ik deed omdat ik het moest doen. Ik ben iemand die ten alle tijde doet wat gedaan moet worden, ongeacht de prijs die ik betaal. Ja, ik klaag erover. Twijfel. Bedenk mij 100.000 keer. Schud met mijn vuist naar de hemel om een niet bestaande god te vervloeken voor die onaantastbare kern diep in mijn psyche die mij iedere keer opnieuw dezelfde keuze laat maken, ongeacht de gevolgen voor mijzelf. Nee, ik heb niet de illusie dat die eigenschap mij tot een goed mens maken – ik ben al jaren geleden tot de conclusie gekomen dat er geen goede of slechte mensen zijn, alleen..mensen. De tik op haar neus, het wegtrekken van de pleister zodat de wond die ook zij opgelopen had kon genezen – die had bestaan uit het eenvoudigweg benoemen van twee van haar grote angsten en onzekerheden. Het maakte immers niet uit of ze de waarheid waren, dat is de magie van het schrijven. Zodra de ander het leest is het niet meer wat ik schrijf, maar wat de ander leest – en als het voor haar maar voelde alsof ik het meende..dan was dat voldoende. Dat was de vaccinatie met angst die tevens diende als het antigif voor haar – want om een voor mij volstrekt onbegrijpelijke reden wilde zij blijkbaar ook niet loslaten. Niet compleet.

Ik begreep niet -wilde niet begrijpen, durfde niet te begrijpen, kon niet begrijpen- waarom zij zichzelf wel die emotionele genoegdoening gunde die ze mij maanden had onthouden. Zelfkwelling? Dat is altijd meer mijn ding geweest dan het hare. En toch, al die tijd, minstens twee keer per week – die bezoekjes uit $woonplaats in mijn statistieken. Dus, een val gezet. Een smerige, gemene en laaghartige valstrik; samengesteld uit de donkerste woorden die ik had weten te formuleren. En toch, ze waren dusdanig grotesk dat de schade niet onherstelbaar was. Ik had geweten dat er mensen om er heen waren die haar er van konden overtuigen dat mijn woorden slechts het gif van de afgewezen minnaar waren, en dat het verdriet en de daarop volgende boosheid daarom in een beschermende harde legering versmolten konden worden die het definitieve afscheid dat zij zichzelf nu eindelijk kon gunnen een vaststaand feit zouden doen vormen.

De regen verontschuldigde zich inmiddels niet meer maar sloeg hard op mij neer alsof moeder natuur zelf nog even een duit in het zakje wilde doen en mij namens het lijdend (ha!) voorwerp van mijn beslommeringen kastijdde. De bijbehorende pijn was, zo verzuchte ik ietwat melodramatisch, als een oude vriend die mij er in ieder geval aan wist te herinneren dat ik Leefde. Dat ik er was om de pijn te voelen en dat daar een bepaalde dankbaarheid wel voor op zijn plaats was. Ik lachte schamper en schopte tegen een kastanje die met een bevredigende snelheid in het donker verdween. Ja, dankbaarheid voor die enorme klotezooi die mijn liefdesleven wederom geworden was.

And everyone has a heart and it’s calling for something
And we’re all so sick and tired of seeing things as they are

(Nick Cave & the bad seedsBright Horses)

Ik weet nog altijd niet waarom, maar later die avond wist ik de zelfkwelling (zelfs voor mijn begrippen) tot ongekende hoogtes op te zwepen middels het lezen van oude emails, uit een lang vervlogen tijd. Door mijn betraande ogen heen vielen mijn ogen op de volgende zinsnede die een diepe kras recht over mijn toch al gekwelde hart wist te trekken:

Je bent mij, in zoveel opzichten mij, en dan ook weer in zoveel opzichten precies wel, het spiegelbeeld. Ik denk dat dat ook is hoe ik van je hou
[….]
Weet dat je altijd, altijd welkom bent in mijn leven, in welke vorm of op welke manier we maar kunnen vinden. Al duurt het een dag, een week, een maand, een jaar of tien.

Nee.

Leave a Reply