Nog lang en gelukkig – III (slot)

I , II

Enige dagen later draai ik mijn volgende rondje door de polder en is het nog steeds niet uit mijn hoofd. Ben jij nog steeds niet uit mijn hoofd. Ironisch, ik ben de ongekroonde koning van het loslaten. Maar het beest in zijn kooi en ..iets anders… maken dat ik dit niet wil of kan laten gaan. Ik voel echter niet meer de behoefte om dat zo nodig bij de ander neer te leggen. Volwassen zijn wil ook zeggen dat je je nederlaag moet accepteren. Zeker, er was een tijd waarin ik de meest idiote dingen deed ‘in naam der liefde’ (hell, het heeft mij zelfs een stukje in de Cosmopolitan opgeleverd!) maar ik heb i ook geleerd dat dit als opdringerig en wanhopig ervaren kan worden (goh, maar verder ben ik echt helemaal niet naïef hoor) en beide wil en ga ik niet zijn.

Wil je mij niet, wil je ons niet? Prima – lieg ik tegen mijzelf. Want dit is alles behalve prima. Het is niet prima dat ik al maandenlang een lijstje heb met vijf vrouwennamen erop (want het zou natúúrlijk een meisje worden als het eindelijk zo ver was) die ik met je wilde delen zodra het goede nieuws mij zou bereiken. Het is niet prima dat ik in mijn hoofd nog steeds met en tegen je praat. Het is ook niet prima dat ik al weken lang een boekje heb klaarliggen dat ik voor je heb laten drukken met daarin ‘ons’ verhaal, voorzien van schattige tekeningen en eindigend met een dikke buik (voor de verandering eens niet de mijne). Het is al helemaal niet prima dat ik je mis. Er is godverdomme helemaal niets prima! En tegelijkertijd, het is wat het is. En dat is -jawel- prima.

Waar er eerder een automatische ‘dan wil ik jou ook niet’ gevolgd zou zijn volgt nu echter een soortement van introspectie die ik eigenlijk niet van mijzelf gewend ben. Ja, er is die onderhuidse woede die ik ‘het beest’ ben gaan noemen en aan een spreekwoordelijke ketting gelegd heb en in een metafysische kooi gestopt heb – en ik weet dat er iets belangrijks is aan die beeldspraak, aan die manier van er naar kijken..maar ik kom er niet bij. Het is alsof ik in het donker iets heb laten vallen waar ik naar reik maar niet bij kom. Ik heb geleerd om het beest maar te laten razen, het is niet meer dan een steek van frustratie, het gevoel van afgewezen zijn en mij ‘niet goed genoeg’ voelen en alles wat daarbij hoort. Dat laatste triggered de herinnering aan een vrij onschuldige vraag die je mij nog niet zo erg lang geleden eens stelde, naar aanleiding van de hulp die ik gezocht had na onze eerste breuk , die nu al weer een eeuwigheid geleden lijkt.

In gedachten zag ik mijzelf weer op de sofa hangen tegenover Marianne, een voor mijn gevoel net iets te aantrekkelijke blonde vrouw van begin veertig met heldere blauwe ogen die dwars door mij heen keken – wat gezien haar functie als therapeute wel zo makkelijk was. Mijn ietwat verwarde gevoel van aantrekkingskracht richting haar daarentegen..niet zo handig. Cliché en heel erg iets voor mij, dat dan weer wel.
De specifieke aanleiding weet ik niet meer, maar we hadden een interessant gesprek naar aanleiding van een losse opmerking die ik in de sessie daarvoor gedaan had. “Naar mijn mening is iedereen van binnen stuk. Ik weet dat dit erg Freudiaans is, maar ik denk serieus dat het de trauma’s -groot én klein- zijn die vorm geven aan wie wij zijn. Soms decennia later nog. En dan eindig je dus hier tegenover jou op de sofa, tenminste : als je er hinder van ondervind. Miljoenen mensen leven een ogenschijnlijk gelukkig -nee tevreden- leven dat er alleen maar op gebaseerd is om angst en pijn) te vermijden. Ik heb dat altijd compleet onzinnig gevonden, je leven leiden vanuit een negatief uitgangspunt. Voor mij is dat…onzinnig. Ik wil beide kanten van de medaille kunnen gebruiken om mijzelf vorm te geven, maar ja..hier zit ik. Jonge veertiger, diep in de rouw en niet in staat om op adequate wijze voor mijzelf te zorgen of er een betekenisvolle relatie op na te kunnen houden. Dus misschien ben ik wel een tikkeltje arrogant geweest. Of stekeblind. Of misschien ben ik wel gewoon een sulletje.”

Marianne speelde met de een ring die ze altijd droeg, een lapis lazuli steen prominent zichtbaar. “Dus het zijn niet alleen ándere mensen die stuk zijn?” “Nee natuurlijk niet, heb je wel naar mij geluisterd in de afgelopen sessies?” Dit soort uitspraken konden gewoon, ik had de mazzel om een therapeute te treffen bij wie ik mij volledig kon uiten zonder stil te hoeven of willen te staan bij mijn woorden. “Laten we dan heel erg Freudiaans gaan doen zoals jij het noemt. Wanneer ben jij stuk gegaan?” “Nou ja, rationeel bekeken zou dat..” Ze wierp mij inmiddels de blik toe die ik heel goed heb leren interpreteren. Een blik die ik later ook in jouw ogen heb teruggezien. Ik herpakte mij. “Ik denk dat het die paar maanden in het ziekenhuis geweest moet zijn toen ik drie of vier jaar was, dat moet de eerste keer geweest zijn. Ik heb er verder weinig bewuste herinneringen aan maar iedere keer als ik het er met mijn ouders over had dan..voelde ik dat in mijn maag en darmen. Heel raar. Doodeng ook. Die verhalen zijn niet mis. En Toen ik eenmaal van de kleuterschool af was begon het gepest. Getreiter zou je het beter kunnen noemen, dat was..¨ ik schoot vol -zoals zo vaak tijdens deze sessies- en mijn tranen begonnen te vloeien. “Dat was verschrikkelijk. Als ik er aan terug denk wil ik zo hard schreeuwen en..”

Ik kneep in mijn remmen toen de realisatie over mij heen spoelde als een golf in de branding. Stoppen. Ik moest stoppen. Zitten. Nu.

Het beest. De kooi. De ketting. Ik haalde een visualisatie oefening van stal die Marianne mij meegegeven had indertijd, zo’n oefening die ik vroeger complete onzin gevonden zou hebben. Ik sloot mijn ogen en in mijn hoofd liep ik een trap af, een donkere koude kelder in. Links de lichtknop die ik omlaag drukte, en sputterend sprong er een kale peer van een gloeilamp aan het plafond tot leven. In het kille licht zag ik in het midden de kooi staan. Eén en al metaal, dikke grendels voor de deur. Het beest zweeg. Ik liep naar de deur en haalde één voor één de grendels weg. Drie stuks.
Even aarzelde ik, en toen opende ik de deur van de kooi en stapte naar binnen – klaar om het beest te confronteren en voor eens en voor altijd te verslaan.

In de hoek, vastgeketend met metalen kettingen en boeien..Zat een klein, bang jongetje te huilen. Hij voelde zich bang en alleen, in de steek gelaten. Ik zakte op mijn knieën en zag mijzelf. Er was geen beest. Alleen een klein en bang jongetje dat heel hard schreeuwde.

De cirkel was rond, de realisatie heftig en indringend. Wil je mij niet? Prima. Ik wil jou wel. Ik wil ons wel. En ik zal waarschijnlijk tevergeefs op je wachten.Het is prima als jij dat niet wil. Ik respecteer je afstand, en erken mijn eigen rol daarin. Jij wees mij pas definitief af toen ik je voorzichtige toenadering wegwuifde alsof je een lastig klein kind was, en dat was fout.
Eigenlijk was ik je ook nog excuses verschuldigd voor die laatste Woensdag samen. Over wat ik niet zei en wilde zeggen. Je zal dit naar alle waarschijnlijkheid nooit lezen gezien je behoefte aan afstand, en dat is ok. Ik neem mijn verantwoordelijkheid voor mijn eigen aandeel. En dat houdt ook in: je keuze(s) volledig respecteren. Ook, nee: juist als ze pijn doen.

In een absurd vertoon van synchroniciteit zie ik opeens de ballon in de verte in de lucht hangen, een verre echo van het eerste moment dat ik mij besefte dat ik van je hield. Toen in de warme Spaanse zon, nu in de Nederlandse polder. Toen waren het de regels van hoop uit een prachtige tekst van Spinvis die tot mij kwamen, nu zijn het regels van berusting uit hetzelfde nummer:

En misschien,
misschien te laat
misschien wel voor altijd
als een vreemde
als een vriend
misschien tot ziens
misschien ook niet.

Spinvis – Alles is

Leave a Reply